Wat voor land willen wij zijn?

(deze column verscheen in januari 2017 op Sociale Vraagstukken. Ik post hem opnieuw omdat het thema nog steeds actueel is)

Wat voor land willen wij zijn?, vroeg Rutte in zijn inmiddels veelbesproken brief ‘Aan alle Nederlanders’.

Hij maakt zich zorgen over ‘Mensen die in toenemende mate de stemming in ons land aan het bepalen zijn. Die bereid zijn om alles waar we als Nederland zo hard voor hebben gewerkt, omver te gooien.’ Hij roept op om dat niet te laten gebeuren. Ik kan niet anders dan het helemaal met hem eens te zijn. Ik sluit me aan bij het groeiende leger bezorgde burgers

Mijn bezorgdheid geldt echter eerst en vooral de toon van de brief van Rutte. Die sluit juist aan bij de omslaande stemming in Nederland:

‘We voelen een groeiend ongemak wanneer mensen onze vrijheid misbruiken om hier de boel te verstieren, terwijl ze juist naar ons land zijn gekomen voor die vrijheid. Mensen die zich niet willen aanpassen, afgeven op onze gewoontes en onze waarden afwijzen. Die homo’s lastigvallen, vrouwen in korte rokjes uitjouwen of gewone Nederlanders uitmaken voor racisten. Ik begrijp heel goed dat mensen denken: als je ons land zo fundamenteel afwijst, heb ik liever dat je weggaat. Dat gevoel heb ik namelijk ook. Doe normaal of ga weg.’

Nee, mijnheer Rutte. We voelen een groeiend ongemak wanneer nieuwkomers worden voorgesteld als profiteurs, als homohaters, als verkrachters. We voelen méér dan een groeiend ongemak wanneer dit ons verteld wordt door onze minister-president.

We voelen een groeiend ongemak wanneer kinderen én volwassenen die hier geboren zijn uitgesloten worden van het Sinterklaasfeest, omdat witte mensen hun huidskleur nabootsen met zwarte schmink, en zich dan vreemd gaan gedragen. We voelen ongemak bij de haat en het racisme waarmee dit feest verdedigd wordt. We voelen méér dan ongemak wanneer mensen die hiertegen protesteren met veel politiegeweld worden gearresteerd.

We voelen plaatsvervangende schaamte wanneer de minister-president oproept trots te zijn op onze VOC-mentaliteit, terwijl we inmiddels maar al te goed weten met hoeveel moord, geweld en misbruik ons koloniale verleden gepaard is gegaan. We voelen ongemak wanneer mensen van een bepaalde religie over één kam geschoren worden en collectief worden weggezet als mogelijke terroristen. We zijn ongerust over generaties van jongens uit armere wijken die zwakke scholen bezoeken en afgewezen worden voor stages, op grond van hun achternaam of huidskleur.

We voelen ons ongerust en verontwaardigd wanneer een zwart jongetje van 12 jaar door de politie in de boeien wordt geslagen omdat hij op de stoep fietst. We voelen schaamte en verdriet als we horen dat vrouwen met hoofddoekjes lastiggevallen worden omdat politici ons vertellen dat moslims ons land bedreigen. We voelen ons diep ongerust wanneer de grootste landelijke krant vrijwel dagelijks over migranten en allochtonen bericht in ontmenselijkte bewoordingen als ‘plaag’ en ‘tsunami’.

Over welke vrijheid heeft u het, mijnheer Rutte? Hoezo zijn ‘onze’ vrouwen en ‘onze’ homo’s in ons land veilig voor geweld? Heeft u er wel eens één gesproken? U wilt dat we ‘glashelder moeten blijven maken wat normaal is en wat niet normaal is in dit land. We zullen onze waarden actief moeten verdedigen.’ Dat is dan weer een heel goed idee. Want wat voor land willen wij zijn? Het antwoord daarop is niet eens zo moeilijk:

Een land waarin de rechtsstaat echt voor iedereen geldt. Waarin racisme en discriminatie met wortel en tak worden uitgeroeid. Waarin het probleem niet is dat iemand (zoals u zegt) ‘voor racist wordt uitgemaakt’, maar waarin de structurele onderdrukking van mensen met een gekleurde achtergrond, die vaak generatieslang in Nederlands zijn, die drie keer zo hard moeten knokken om datgene te bereiken wat u als witte man vanzelfsprekend in de schoot geworpen wordt – waarin dát het probleem is.

Een land waarin we trots zijn op het respecteren van de internationale mensenrechten, en dus ook toegeven dat onze geschiedenis er een is van onderdrukking, slavernij en uitbuiting. Waarin onze gezamenlijke geschiedenis van racisme, discriminatie en wit privilege in een voortdurende dialoog wordt omgevormd naar gelijkheid voor man en vrouw (en alles wat daartussen zit) en voor wit en zwart (idem).

Een land waarin we het woord tolerantie vervangen door het woord respect. Een kleine moeite. Ik tolereer jou niet, ik respecteer jou. Een land ook, waarin de vrijheid van het woord zorgvuldig wordt afgewogen met het verbod tot discriminatie en racisme. Racisme is geen mening, maar een onderdrukkingssysteem dat in de geschiedenis al desastreuze vormen heeft aangenomen en dat nu wéér doet.

Een land waarin politici de fundamentele waarden van de democratie en rechtsstaat vertegenwoordigen, en daar ook op aangesproken én afgerekend worden. Een land waarin bedrijven en banken geen voorrang hebben op burgers. Een land waarin voor armen en zieken gezorgd wordt door mensen die daar fatsoenlijk voor betaald worden. Een land waarin participatie geen synoniem is voor uitbuiting en dwang. Een land waarin iedereen het recht heeft om zich veilig te voelen.

Een land waarin de minister-president de premier van álle Nederlanders is.

Inderdaad, er zijn mensen die ‘in toenemende mate de stemming in ons land aan het bepalen zijn. Die bereid zijn om alles waar we als Nederland zo hard voor hebben gewerkt, omver te gooien.’ Dat moeten we inderdaad niet laten gebeuren.

Een heel bezorgde burger