Een tsunami van onbetaalde zorg. Hoe transities in de zorg vooral vrouwen treffen

Met de verschuiving van taken de verzorgingsstaat naar de gemeenten dreigt er een verborgen vorm van ongelijkheid. Op wier schouders komt de tsunami van zorg immers terecht?

Dit artikel verscheen eerder in Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken (nr.4, 2014)

Op Twitter las ik twee berichten van een vriendin. In het eerste vertelde ze dat ze haar 6o+-moeder hielp met het schrijven van sollicitatiebrieven, aangezien zij na 25 jaar werken in de zorg boventallig was verklaard. In het tweede meldde ze dat de manager van de betreffende instelling het lef had gehad te vragen of ze als vrijwilliger wilde terugkeren ‘in het belang van de bewoners’.

Drie drama’s in een notendop: de gevolgen van de transitie in de zorg voor vrouwen als mantelzorgers; de gevolgen van de transitie voor de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt; de transitie zelf, waarbij méér geld gaat naar managers (was het echt toevallig dat de betreffende manager een man is?) en minder naar de uitvoerders van de zorg. Het lijkt erop dat de transitie en de bezuinigingen vooral vrouwen zullen treffen, wat betreft zowel de ontslagen werknemers als de mensen op wier schouders de ‘tsunami’ van onbetaalde zorg vervolgens zal neerkomen.

Gevoelens van falen

Waarom zorgen mensen? Volgens het Expertisecentrum Mantelzorg is de reden dat ze daar gelukkiger van worden, vooral als de mantelzorg gecombineerd wordt met betaald werk en vrijwilligerswerk. Persoonlijke motieven zijn liefde, plichtsgevoel (vooral in de richting van zorgbehoevende ouders; zorg voor buren en vrienden wordt veel meer als een vrije keuze gezien) en een gevoel van vanzelfsprekendheid. Daarnaast wordt het belangrijk gevonden dat een patiënt zo lang mogelijk thuis kan blijven.

Onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek laat zien dat een op de tien mensen in Nederland tussen de 25 en 65 jaar mantelzorg verleent aan een ziek kind of familielid. Ongeveer 70 procent van alle mantelzorgers combineert deze zorg met betaald werk. Werkende mantelzorgers leveren vooral veel vrije tijd in. Overbelasting ligt echter op de loer. Volgens het Expertisecentrum Mantelzorg ervaart slechts 52 procent van de mantelzorgers een goede balans tussen zorg en werk. In 2007 zijn 50.000 tot 100.000 mantelzorgers tijdelijk gestopt met werken of minder gaan werken vanwege het verlenen van mantelzorg en in 2001 waren er 300.000 zwaar- of overbelaste mantelzorgers in Nederland.

De gevolgen van overbelasting zijn niet gering: gevoelens van falen en een negatief effect op de gezondheid. Mantelzorgers van chronisch zieke kinderen die langdurig ernstige stress ervaren, lopen zelfs een grotere kans voortijdig te overlijden. Overbelasting kan ook leiden tot verwaarlozing, verkeerde behandeling of zelfs mishandeling van de zorgbehoevende.

Vrouwen en ouderen zijn vaker mantelzorger dan jongeren en mannen, en vrouwen zorgen het vaakst voor hun ouders. Vrouwen nemen ook méér taken op zich dan mannen. Onderzoeker Niels Schenk, die op dit onderwerp promoveerde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, constateert dat vrouwen extra zorgtaken op zich nemen als hun man hun hulp nodig heeft en men geen beroep kan doen op de overheid. Andersom doen mannen dat niet of nauwelijks: ‘Ten dele zijn mannen echt minder in staat om voor hun partner te zorgen: vrouwen zijn op latere leeftijd gezonder dan mannen, ze leven ook langer. Maar dat kan niet verklaren waarom mannen helemaal geen hulp bieden en vrouwen wel. Daar geeft mijn onderzoek ook geen antwoord op. Op basis van eerder onderzoek is duidelijk dat vrouwen vaker zorg- en huishoudelijke taken op zich nemen. Vrouwen zijn meer uren gaan werken, maar ze doen nog steeds veruit het meeste van het huishoudelijke werk, zelfs als ze meer verdienen dan hun man’, aldus Schenk. Hij vermoedt dat de extra belasting wordt goedgemaakt door positieve gevoelens doordat zij hun partner zorg kunnen bieden, zodat er per saldo geen extra effecten zichtbaar zijn.

De opofferende vrouw 

De vrouw als iemand die zich vrijwillig opoffert dus, die zelf kiest voor de zware mantelzorgtaken omdat ze daaraan zo veel plezier beleeft? Dat veronderstelt dat de omgevingsdruk op mannen en vrouwen gelijk is. Dat is niet het geval, volgens Anna Fels. In haar baanbrekende boek Vrouwen en ambitie laat zij zien hoezeer de keuzes van vrouwen verweven zijn met maatschappelijke definities van vrouwelijkheid. Waar mannelijkheid wordt gedefinieerd in termen als autonoom, krachtig, actief en resultaatgericht, wordt vrouwelijkheid steevast aangeduid met relationele termen: liefdevol, zorgzaam, attent, empathisch. Een vrouw gééft iets aan degene met wie zij een relatie heeft − of dat nu de partner, een kind, een hulpbehoevende ouder of een werkgever is. Fels: ‘Voor blanke vrouwen uit de middenklasse kan vrouwelijkheid dus niet bestaan zonder “relevante anderen”.’ (1)

Zij laat ook zien dat er fel gereageerd wordt op vrouwen die hun ambities waarmaken, zónder eerst aan de voorwaarden voor vrouwelijkheid te hebben voldaan. ‘Vrouwen hebben tegenwoordig meer ruimte om hun eigen doelen vast te stellen en na te streven, maar dat wordt maatschappelijk alleen geaccepteerd als ze eerst tegemoet zijn gekomen aan de behoeften van hun directe omgeving – echtgenoot, kinderen, hulpbehoevende ouders. Als ze niet aan die voorwaarde voldoen, worden hun ambities en hun vrouwelijkheid in twijfel getrokken.’ (2) Een klassiek verwijt aan vrouwen – nooit aan mannen − is dat hun zelfontplooiing ten koste gaat van anderen die hun zorg nodig hebben.(3) Dat vrouwen er eerder voor kiezen om te zorgen, berust dus in ieder geval deels op sociale druk en maatschappelijke verwachtingen − en sancties als ze daaraan niet voldoen.

Ook als het gaat om het ontvangen van zorg signaleert Fels een opmerkelijk verschil: vaak wordt gesteld dat sociale ondersteuning goed is voor de gezondheid en kans op ziekten als hartkwalen en kanker verkleint. Recente onderzoeken brachten aan het licht dat mannen die na een hartaanval konden terugvallen op sociale ondersteuning inderdaad significant beter herstelden dan alleenstaande mannen. Voor vrouwen gold echter het omgekeerde: vrouwelijke hartpatiënten met veel sociale relaties hadden juist een slechtere prognose. Men vermoedt dat de sociale omgeving nadien juist méér van deze vrouwen terugverwacht, zodat ze zwaarder worden belast.(4)

Hoewel vrouwen flink onder druk staan om te zorgen, is de huidige opvatting dat vrouwen allemaal hun eigen vrije keuze maken. In haar proefschrift over de arbeidsmarktkeuzes van jonge moeders laat Justine Ruitenberg (5) zien dat een gelijke taakverdeling tussen partners vooral mogelijk is wanneer vrouwen zich gesteund voelen door ouders, leraren, partners en bazen. Slechts een minderheid van 42 procent ervaart zulke steun. Deeltijdwerk is voor vrouwen de norm: zowel fulltime werkende moeders als thuisblijfmoeders kunnen rekenen op onbegrip en weerstand vanuit hun omgeving. Thuisblijfmoeders die door Ruitenberg werden geïnterviewd, gaven vaak aan liever te werken maar thuis zijn komen te zitten vanwege negatieve ervaringen op de arbeidsmarkt of een partner die geen concessies wilde doen. Dit zien zij echter niet als een maatschappelijke onrechtvaardigheid, maar als een privékwestie of het gevolg van de ‘natuurlijke verschillen’ tussen mannen en vrouwen.

Dat is een valkuil voor vrouwen, op wie door de transitie de druk om te zorgen zal toenemen. Tineke Abma, hoogleraar participatie en diversiteit aan de Vrije Universiteit, voorziet dat de roep om informele zorg vooral zal drukken op laagopgeleide vrouwen en vrouwen zonder betaald werk: ‘We zien in ons onderzoek dat vrouwen die voor een zorg- of welzijnsorganisatie hebben gewerkt, via een achterdeur worden binnengehaald als buurtvrijwilliger. Vanwege hun ervaring worden ze uit de kaartenbak gevist. Zij hopen door dichter bij het vuur te zitten weer aan betaald werk te komen, maar is dat perspectief er? Ze krijgen niet eens een onkostenvergoeding.’

In de knel

Dit klinkt bekend in de oren, gezien de aangehaalde berichten op Twitter. Volgens een bericht in NRC Handelsblad is de werkloosheid onder jonge vrouwen twee keer zo hoog als het landelijk gemiddelde, juist als gevolg van ontslagen in de zorg. Het afgelopen jaar zijn er in deze sector al veel mensen ontslagen met het oog op de komende transitie. Ook in de kinderopvang verdwenen veel banen. Vrouwen zijn dan ook negatiever en somberder over de economische ontwikkelingen dan mannen: zij werken waar de ontslagen vallen, mannen zijn juist werkzaam binnen sectoren waarin de economie aantrekt, zoals de industrie en de transportsector.

Volgens Fels keren veel vrouwen de arbeidsmarkt de rug toe en kiezen voor vrijwilligerswerk bij maatschappelijke organisaties op het gebied van onderwijs, historie of politiek. Vooral als dit werk zich buiten de familiekring afspeelt, stabiliteit biedt en vakmanschap vereist, kunnen vrouwen hieraan een diepe voldoening ontlenen en kunnen zij een waardevolle bijdrage leveren aan de samenleving. ‘Het nadeel is dat onbezoldigd werk vaak wordt gemarginaliseerd en ondergewaardeerd, en dat je als vrijwilligster geen deel uitmaakt van een organisatie.’ Vrijwilligerswerk is van oudsher voor veel vrouwen een alternatief geweest voor betaald werk, evenwel vaak ten koste van meer uitdaging, waardering en invloed. (6)

Omdat zo veel werkende mensen mantelzorgen − één op de acht werknemers – heeft de Tweede Kamer ingestemd met maatregelen die de combinatie werk en (mantel)zorg moeten verbeteren. Dit is hard nodig, omdat het kabinet wil dat familie en buren gaan bijspringen in de zorg. De verlofregelingen, zoals ouderschapsverlof, worden uitgebreid, en komen ook beschikbaar voor anderen dan alleen familieleden en ten behoeve van chronische aandoeningen in plaats van acute ziekte.
Maar wat nu als de transitie in de zorg juist betekent dat vrouwen hun betaalde werk kwijtraken? Dan is uitbreiding van zorgverlof geen oplossing. Tineke Abma: ‘Het afschaffen en beknibbelen op thuishulp werkt averechts. Vrouwen komen in de knel. Duizenden verliezen hun vaste baan en inkomen. Oudere vrouwen krijgen niet meer de hulp die ze nodig hebben. (Schoon)dochters worden verondersteld bij te springen, maar komen in een spagaat met baan en gezin. En wat zegt het over de waardering van dit werk?’

Nepotisme

Hoogleraar burgerschap Evelien Tonkens wijst er in haar Socrates-lezing op dat de participatiesamenleving wordt gepresenteerd als kracht van burgers vanuit hun eigen behoeften, maar in feite juist laat zien waar de overheid tekortschiet. De bureaucratisering en marktwerking hebben ervoor gezorgd dat mensen een afkeer kregen van de overheidsinstanties: traag werkende molens en graaiers die er met het belastinggeld vandoor gingen. Het terugtrekken van de overheid lijkt dan een antwoord op de vraag van burgers, maar is het tegenovergestelde. Een overheid die geen maatschappijbrede solidariteit voorleeft, kan dat ook niet van haar burgers verwachten. Bij een zich terugtrekkende overheid participeren mensen juist minder, omdat de structuren die participatie mogelijk maakten, zullen verdwijnen. En juist in de informele sfeer krijgen nepotisme, corruptie, ongelijkheid en willekeur alle kansen. Want mensen zullen wellicht in beperkte mate willen zorgen voor hun naasten, maar niet onder dwang van de overheid. En andersom geldt ook dat mensen voor sommige, intieme handelingen liever aangewezen zijn op een professional dan op hun kind of buurman.

Het grootste bezwaar blijft echter dat de toenemende druk op burgers neerkomt op een toenemende druk op vrouwen. Zo schrijft Asha ten Broeke in haar column in de Volkskrant heel terecht: ‘Het vacuüm aan zorg dat ontstaat moet, in het kader van de participatiesamenleving, vooral opgevangen worden door die “eigen kracht” waar politici zo dol op zijn tegenwoordig. En “eigen kracht”, zo weten we van de mantelzorg, komt veelal van vrouwen.’21 Hetzelfde werk waar vrouwen eerst voor betaald werden, moeten zij nu gratis gaan doen. Dat wordt niet gevraagd aan de medisch specialisten (veelal mannen) die een ton aangeboden kregen om hun vrije praktijk op te geven en weer in dienst te treden van de ziekenhuizen – wat ze overigens weigerden. Dat wordt ook niet gevraagd aan de manager die het lef had om te vragen of de genoemde oudere dame haar werk ‘uit betrokkenheid’ gratis wilde gaan verrichten.

Daarbij lijkt het aannemelijk dat een meerderheid van de zorgontvangers vrouw is, immers: vrouwen worden ouder dan mannen én zijn zelf vaker mantelzorger. Op het moment dat zij zelf zorg nodig gaan krijgen, laat de verzorgingsstaat het afweten. Dan moet het eerst in de eigen omgeving opgelost gaan worden. Juist oudere alleenstaande vrouwen hebben vaker een karig pensioen, zij zullen de door hen gewenste zorg niet kunnen inkopen en zijn aangewezen op wat onze samenleving voor hen regelt – of niet.

Tweederangsburgers

Per saldo heeft de transitie in de zorg zeer ongewenste effecten. Méér geld gaat naar bestuurders, mínder geld gaat naar de werkvloer. De (extra!) managers die de transitie in goede banen zullen moeten leiden, de ambtenaren op het ministerie en de gemeentehuizen, de inkopers van zorg − dat zullen vaker mannen zijn (vaker dan de ontslagen uitvoerders van de zorg). Aan hen wordt niet gevraagd of zij hun werk ‘uit betrokkenheid’ gratis willen verrichten. De ontslagen vrouwen mogen hun werk vrijwillig doen, en meer zorgtaken zullen terechtkomen op de toch al overbelaste vrouwelijke mantelzorgers. Deze tweedeling zal gevolgen hebben die de individuele drama’s overstijgen: een samenleving die toestaat dat vrouwen tweederangsburgers zijn, is een samenleving die solidariteit tussen mensen aan de wilgen hangt, een samenleving die de potentie van mensen (m/v) niet benut. Het is de vraag of de prijs daarvan op termijn niet veel hoger zal zijn dan de nu beoogde bezuinigingen.

Noten

1  Anna Fels, Vrouwen en ambitie. Nieuwe keuzes, hardnekkige taboes. Nieuwegein: Uitgeverij Réunion, 2008, p. 67

2 Fels 2008, p. 69

3 Fels 2008, p. 82

4  Fels 2008, p. 246-248

5  Justine Ruitenberg, Socialized choices. Labour market behavior of Dutch mothers, 2014

6  Fels 2008, p. 235-237

De Schijf van Vijf is in de supermarkt niet te vinden

Kinderen eten te weinig groente en fruit, volwassenen zijn te zwaar, zo blijkt uit een vandaag  (6 oktober 2011) gepresenteerd onderzoek van de RIVM, dat voor het eerst in 13 jaar volksbreed onderzocht wat Nederlanders precies eten, hoe vaak en wanneer. Op de site van het RIVM staat niets over de oorzaken van het ongezonde eetpatroon, maar wel dat de uitkomsten van dit onderzoek gebruikt kunnen worden om Nederlanders beter te adviseren over hun voedingspatroon èn om het aanbod te verbeteren. De kop van het persbericht op de site luidt: “Veel Nederlanders laten gezonde voeding staan.” De Volkskrant weet in de berichtgeving over het onderzoek (6-10-2011, “Nederlanders eten te weinig groente”) nog te melden dat: “De peiling past in het beleid van het Ministerie, dat mensen zelf keuzen laat maken over hun leefstijl, maar hen wel wil informeren over wat de verstandigste keuzen zijn.”

Nu de praktijk. De supermarkten puilen uit van de samengestelde producten vanuit de voedingsindustrie. Fantasieproducten waaraan suiker, zout en vet is toegevoegd en die langer houdbaar zijn. Verse, onbewerkte groenten, fruit, zuivel en vlees vormen een kleine minderheid van het aanbod. Producten waaraan geen suiker, zout, kruiden of specerijen zijn toegevoegd, zijn steeds moeilijker te vinden, ga zelf maar eens kijken. Van de ruim 250(!) soorten, merken en verpakkingen toetjes maakt ongezoete yoghurt maar een zeer klein deel uit, om maar een voorbeeld te noemen.  Deze trend speelt natuurlijk in op de wensen van de consument, die graag in weinig tijd een maaltijd wil bereiden. En ook op de veranderde smaak van mensen: liever meer suiker, meer zout, meer vet. Daarover valt nog veel te zeggen, maar ook voor degene die bewuster, gezonder wil eten, is het niet eenvoudig om in het oerwoud dat supermarkt heet, de juiste keuze te maken. Het is nog veel moeilijker om met de schijf van vijf in de hand, de boodschappen te doen. Wat daarop staat, lijkt in bijna niets meer op het aanbod in de schappen.

Maar ook in de omgeving waar volwassenen en kinderen met eten te maken krijgen, is het niet eenvoudig de gezonde keuzes te maken, zelfs als je daar bewust op let. In winkelcentra zijn de vette en zoete lekkernijen steevast veel goedkoper en vooral overvloediger aanwezig en opdringerig wat betreft verleidelijke geuren, dan de gezonde varianten. Kantines in bedrijven en scholen ruiken naar frituur (probeer dan nog maar eens tevreden te zijn met je broodje rookvlees) en ook hier zijn de zoete koeken ruimschoots voorradig. De schijf van vijf is steeds verder te zoeken en de (door de geuren aangewakkerde) honger knaagt.

En als je als oplettende moeder je kind gezond wil laten eten, is er nog een valkuil: de verpakte tussendoortjes. De fabrikanten van koeken en andere “tussendoortjes” (een term waarmee de slimme fabrikanten de consumptie ervan als een vanzelfsprekende behoefte definiëren) hebben in de afgelopen jaren een gigantisch en nog immer groeiend aanbod van portieverpakkingen geproduceerd, voornamelijk (maar niet alleen) gericht op kinderen die deze portieverpakkingen mee naar school nemen. Vaak worden deze tussendoortjes als gezond of verantwoord gepresenteerd, ze zijn het echter geen van beide. Zo neemt een willekeurige basisschoolleerling als pauzehapje (rond half elf) een beker of pakje limonade of andere gezoete drank (90 tot 120 kcal) plus een verpakte portie koeken (daar zitten er meestal twee, drie of vijf in!!, gezamenlijk 145 kcal of meer) tot zich. Tezamen minimaal 235 kcal, als tussendoortje!! De voedingswaarde van dit alles is gering, voornamelijk suiker en verzadigde vetten. Ook een portieverpakking als ontbijtkoek `snelle jelle’ staat gelijk aan twee plakken zelfgesneden ontbijtkoek, à 90 kcal. Men adverteert met `weinig of geen vet’, maar het zit vooral vol suiker. Suggesties van mijn kant destijds aan de school van mijn dochter, om deze porties te verbieden, zelf thee met één biscuitje (30 kcal) aan te bieden of alleen fruit toe te staan, werd niet eens overwogen maar meteen geweigerd als zijnde `betuttelend’. Tegelijk echter schiep deze school zelf de omstandigheden waarin mijn dochter met banaan of appel , of zelfs maar met een geopende verpakking waarin één meeneemkoek, een uitzondering was.

Een ander bijverschijnsel van de portiecultuur is de traktatie bij verjaardagen (een zakje chips, à 150 kcal) en het aankomende Sint Maarten: waar je voorheen een snoepje kreeg, krijg je nu een voorverpakte portie, van meerdere snoepjes, een minimars o.i.d. of alweer een zakje chips.  In het dagelijks leven van een kind gaat bijna geen dag voorbij dat het NIET in aanraking komt met een dergelijke `portie’.

Het RIVM wil, in samenwerking met of opdracht van het Ministerie, vooral voorlichting geven over gezonde keuzes. Bovenstaande laat zien hoe de verantwoordelijkheid geheel bij het  (vaak goedwillende)  individu wordt gelegd. Keuzevrijheid is immers het parool. Maar het overzicht is ver te zoeken en de verleiding is groot. Dit is ook wat Sidney Minz al in 1985 schreef, in zijn boek “Suiker en Macht” (1985:222) “De beslissing over zijn persoonlijk lot, voor zover het de gezondheid betreft, wordt direct op de schouders van het individu gelegd, hoewel er overal in de samenleving verlokkingen zijn die het risico voor het individu om een ziekte te ontwikkelen, doen toenemen.” Dit heeft de afgelopen decennia alleen maar aan actualiteit gewonnen. Nog meer is het van toepassingen op kinderen, die, nog minder dan volwassenen, greep en hebben op ( en kennis van) het eigen consumptiegedrag. Zij zijn meer afhankelijk van de omstandigheden, het gedrag van ouders (die meestal onwetend zijn van de enorme hoeveelheden calorieën die zij hun kinderen meegeven) of niet bestand tegen de verleidingen van snoepautomaten op middelbare scholen of de groepsdruk van snoepende leeftijdgenoten.

De voedingsindustrie en de supermarkten hebben helemaal niets te winnen bij een gezond voedingspatroon. Aan gewone melk, groenten en aardappelen valt immers  bijna niets te verdienen. Wel als je er een kant-en-klaar maaltijdproduct van maakt, of een aantrekkelijk tussendoortje, gebaseerd op suiker en vet.  Om de consument tegemoet te komen, wordt er volop geadverteerd met de suggestie van gezond. Terecht wordt door het RIVM daarom niet alleen aan voorlichting gedacht, maar ook aan het aanpassen van het voedingsaanbod. Onderschat wordt echter, hoe moeilijk het is voor consumenten om de juiste keuzes te maken. En hoe groot de rol van de voedingsindustrie, de kantines en de gemaksvoedselaanbieders is.  De schijf van vijf is in de supermarkt, of waar dan ook in het dagelijks leven, nauwelijks te vinden.

Dit blog verscheen in oktober 2011 en heeft sindsdien niets aan actualiteit ingeboet, zie ook deze column op Sociale Vraagstukken van april 2016.