Toespraak bij de presentatie van mijn boek Alles over Pesten, 21 mei 2014

Eigenlijk wilde ik dit boek helemaal niet schrijven. Niet alleen omdat ik hartgrondig had gewild dat ik nooit gepest werd en dat het mijn leven niet zo fundamenteel bepaald zou hebben. Al op de kleuterschool moet ik gepest zijn, zodanig in ieder geval dat mijn ouders op zoek waren naar een andere school. En ik herinner me dat ik in de derde klas zat en de meester vroeg: wie wil er een boodschap doen. Alle vingers gingen omhoog, maar hij koos mij. Ik mocht samen met een vriendinnetje naar de supermarkt, voor koffiemelk, ik was zo trots. Een paar weken later vond ik achter in de klas, in een kast, een hele stapel met briefjes. Daarop stonden dingen als: Ik vind Mieke gewoon stom. Mieke is een trut. Of: ik vind haar wel aardig maar ze wil alleen met E. spelen. Het bleek dat de meester in mijn supermarktafwezigheid aan iedereen had gevraagd wat ze van mij vonden, om erachter te komen waarom ik zo gepest werd. Dat vond ik achteraf nog niet eens het ergste. Het ergste vond ik dat ik die briefjes vond, dat het blijkbaar niet erg was dat ik ze kon lezen. En dat ik niet uitverkoren was om de boodschap te doen, maar dat de meester mij gewoon even weg had willen hebben.

Ik wilde dit boek ook niet schrijven omdat ik hoopte, wenste, dat ik het onderwerp pesten voorgoed achter me had gelaten. Dat ik dingen bereikt heb, net als “gewone” mensen. Dat ik juist niet geassocieerd zou worden met het besmette onderwerp pesten, want pestslachtoffers zijn “besmet”. Het zijn de zwarte schapen, en als je met ze omgaat word je zelf ook besmet. Of het zijn de losers die te lang blijven hangen in een slachtofferrol. Kom op zeg, get over it and get a life.

Maar eigenlijk wilde ik dit boek juist ontzettend gráág schrijven. Niet alleen om antwoorden te vinden op de vele, vele vragen die ik had over pesten. Over de oorzaken, of mijn eigen schuld, over de rare reacties van leerkrachten, over de vraag hoe het kan dat een vriendin met wie je thuis zo leuk speelt, je op school als een baksteen laat vallen. Over boeken over pesten en anti-pestprogramma’s die de rol van school en leerkracht gewoon over het hoofd zien, over de vraag hoe het kan dat er na 30 jaar kennis over pesten, er nog zo weinig veranderd is.  Maar ook om met mijn antwoorden iets bij te dragen. Met name in de praktijk, bij leerkrachten en ouders, ontbreekt in hoge mate kennis en inzicht over pesten. Het wordt ontkend, gebagatelliseerd of bij het slachtoffer gelegd, of men staat machteloos.

Een van de grootste misverstanden rondom pesten is, dat het een probleem van kinderen is (met als nog groter misverstand dat het nu eenmaal bij opgroeien hoort). In dit boek laat ik zien dat pesten een probleem van groepen is, en dat juist de manier waarop het onderwijs ingericht is, bijdraagt aan problemen in de groep en dus bijdraagt aan pesten. De leerkrachten zijn daarbij lang niet altijd een machteloos toekijkende partij, maar dragen soms actief bij aan het pesten. Dit is een enorm taboe, maar welke gepeste persoon ik ook spreek, ik krijg een hand op mijn arm, een indringende blik en een hartgrondig: ja.

Het werd me ook duidelijk dat juist ik dit boek moest schrijven. Ik kon de kennis van binnenuit combineren met theoretische inzichten en laten zien waar de tekorten en de gaten zitten. Waar lopen mensen tegenaan die gepest worden of gepest zijn? Waar krijgen ouders mee te maken? Wat is pesten nou echt en welke misverstanden moeten nu eindelijk, eindelijk eens de wereld uit geholpen worden?

Het schrijven van dit boek was dan ook een hele toer. In emotioneel opzicht: het risico was groot dat het een larmoyant klaagboek zou worden, en dat wilde ik per sé niet. Juist om serieus genomen te worden, moeten feiten en emoties in balans zijn, en moeten de verhalen leiden tot meer inzicht in zowel de problematiek van pesten, als in de oplossingen en aanpak. Mijn leermeester de socioloog Norbert Elias schreef een boek met de naam: Problemen van betrokkenheid en distantie. Betrokkenheid is noodzakelijk vanwege de kennis en ervaring van binnenuit, met de gedrevenheid er iets aan te willen doen, en distantie is noodzakelijk vanwege objectiviteit en toetsing aan de theorie. De valkuil van betrokkenheid is een emotionele  blindheid, waardoor je bepaalde evidenties niet meer wil zien en waardoor je, juist omdat je zo diep in de materie zit, bepaalde samenhangen niet meer ziet. De valkuil van distantie is dat je die samenhangen wel ziet, maar dat, juist door je onthechtheid, de diepere betekenis ervan je ontgaat. Beide zijn – zo schreef Elias- geen absolute posities, het gaat veel meer om een bewegen tussen twee uiteinden van een continuüm. Onnodig te zeggen dat werken aan dit boek een vorm van evenwichtskunst is geweest.

Een ander inzicht van Elias hielp ook, uit zijn boek De gevestigden en de buitenstaanders, over de machtsbalans in en tussen groepen. Deze theorie heeft wat betreft mijn boek, in belangrijke mate bijgedragen aan inzicht in pesten als een maatschappelijk proces, als een proces in en tussen groepen, waarbij de kenmerken van die groepen veel belangrijker zijn dan de eventuele persoonskenmerken. Voor hetzelfde geld zou iemand in de andere wijk geboren zijn en dan bij de pestkoppen hebben gehoord en niet bij de slachtoffers. Of zou de andere wijk veel langer hebben bestaan, dan waren zij de gevestigden  geweest en de andere wijk de nieuwkomers.

Pesten richt enorme schade aan, aan je zelfbeeld en aan je anderbeeld: aan je zelfvertrouwen, en aan het vertrouwen in anderen. Pesten gaat verder dan een persoonlijk drama, al was het maar omdat er zovéél pestslachtoffers zijn. Het zorgt voor economische schade. Tienduizenden kinderen worden dagelijks of wekelijks gepest. Dat is niet alleen schadelijk voor henzelf en hun gezondheid, die veertig jaar na dato nog de gevolgen draagt. Dat is ook schadelijk voor alle betrokkenen. Voor de pester, die een grotere kans loopt om in de criminaliteit te belanden, voor de omstanders die zelf opgroeien in angst en niet leren hoe je met elkaar een positief groepsproces opbouwt. Voor alle kinderen die helemaal niet meer naar school gaan en thuiszitten. Voor alle mensen die op hun werk gepest worden, en de enorme economische schade daarvan. Voor het leed van bewoners van instellingen en verzorgingshuizen. Pesten is een persoonlijk, maar vooral ook een maatschappelijk drama. Pesten is een groot probleem in onze samenleving en heeft niets – ik herhaal niets – te maken met wreedheid van kinderen. Wel met wreedheid van mensen en vooral met wreedheid van groepen. Pesten is niet het gebrek aan empathie, maar juist het actief losmaken van empathie, van het slachtoffer. Die wordt ge-ont-empatiseerd, waarna hij de behandeling die hij krijgt ook echt verdient. Dat is één van de redenen waarom pesten vaak niet herkend wordt: de rechtvaardigingstheorieën maken dat het geen pesten is, maar een natuurlijke, noodzakelijke of rechtvaardige gang van zaken. En ik hoef maar naar de behandeling van joden in de jaren dertig en vroege jaren veertig te verwijzen, om duidelijk te maken dat pesten in het groot en pesten in het klein met elkaar verbonden zijn.

Ik ben bij het schrijven van dit boek enorm geholpen door vele anderen, die mij hun verhaal vertelden. Over het pesten, maar vooral over de gevolgen, die soms na decennia nog voelbaar zijn. Mensen die nog steeds worstelen met de gevolgen van pesten, die zich nog steeds niet thuis voelen in een groep, in een gezelschap. Die nog steeds twijfelen aan zichzelf. Dat vond ik overigens nog best heftig, die verhalen. De pijn van mezelf, daar was ik wel aan gewend.

Maar de pijn van anderen, die door mij- ik vroeg er immers naar- weer naar boven kwam. Dat vond ik moeilijk, confronterend. Maar ze zeiden allemaal: als  mijn verhaal er toe bij kan dragen dat iemand zich begrepen voelt, dat er meer kennis komt over pesten, dat mensen zich herkennen, dat pesten wordt aangepakt, dan is het niet voor niets, dan heb ik het er graag voor over. Ik ben al deze mensen enorm dankbaar, hun vertrouwen in mij maakte me nederig, en ik hoop alleen maar dat mijn boek enigszins tegemoet komt aan hun verwachtingen. Hun bijdrage heeft ervoor gezorgd dat dit boek veel rijker is dan wanneer ik alleen mijn eigen verhaal zou vertellen. Het gaf me ook houvast: ik was en ben niet de enige.

Dit boek zou er nooit zijn geweest zonder Theo Klungers, pestdeskundige en therapeut (1). Jaren geleden vertelde hij op een ouderavond, op de school van mijn dochter, over pesten en de gevolgen. Hij zei: als pesten langer duurt dan drie, vier maanden, dan spreken we van structureel pesten en dat richt blijvende schade aan. Ik dacht bij mezelf: vier máánden? Ik ben (even tellen) minstens 8 jaar gepest. Eigenlijk van de kleuterschool tot in 5vwo (en dat is dus 13 jaar). En op zich kon ik daar nog wel mee omgaan, en was ik best trots op wat ik allemaal gedaan en bereikt had, ook juist dank zij het pesten, omdat ik me op een kwaad moment (ik zag pas veel later, dank zij Theo, dat dit een goed moment was) had bevrijd van de mening van anderen, en daardoor juist meer durfde te zeggen en wel durfde op te vallen. Maar figuurlijk gesproken was de fundering onder mijn huis totaal verrot. Er hoefde maar iets te gebeuren of het zaakje stortte in. En vooral met betrekking tot onze dochter, die in alles zo op ons lijkt, was ik bang dat mijn instortende huis háár schade zou berokkenen. Ik ben bij Theo in therapie gegaan, en heb daar vele, vele gesprekken gevoerd, die uiteindelijk uitgroeiden tot gelijkwaardige samenwerking, en een gezamenlijk document aan de staatssecretaris en de kinderombudsman. En vervolgens tot dit boek.

Dankbaar ben ik ook voor mijn ouders, die mij door mijn jeugd heen geholpen en gesteund hebben met hun grenzeloze liefde, geduld en vertrouwen in mij. Dat geldt ook voor mijn gewaardeerde wederhelft Ronald, die de rots is waarop jarenlang mijn zelfvertrouwen kon groeien.  En natuurlijk onze dochter Elise, die ook het nodige met mij te stellen heeft gehad. Het valt niet mee als je moeder een boek schrijft over een zo pijnlijk onderwerp.

Ik wil de mensen van de uitgeverij en vooral Suzanne Batelaan enorm bedanken voor de prettige manier van samenwerken en vooral hun enorme vertrouwen in mij, toen ze mij vroegen dit boek te schrijven.

Dank ook aan Arjan Post, mijn redacteur en vriend, die als mede-socioloog begreep welk boek ik voor ogen had. Dank aan alle mensen die mij op deze weg gesteund hebben, in levenden lijve en via de sociale media, die –ondanks de slechte naam- vooral ook sociale media zijn.

Tot slot ben ik heel dankbaar dat de Kinderombudsman, samen met de Staatssecretaris, het onderwerp pesten op de maatschappelijke agenda heeft gezet. Pesten is geen individueel, maar een maatschappelijk probleem. Het richt, naast enorm persoonlijk leed, economische schade aan door ziekteverzuim, ziektekosten, verminderde productie en lagere schoolprestaties. Van de overheid moeten kinderen verplicht naar school, maar gepeste kinderen komen daar dagelijks in een hel terecht. Dat is op korte en lange termijn ziekmakend, alweer een individueel én maatschappelijk drama. De leerplicht maakt de overheid ook verantwoordelijk voor het geestelijk welzijn van kinderen en jongeren. Dat is geen eenvoudige taak, juist omdat pesten mede voortvloeit uit de manier waarop onze samenleving, en ook ons onderwijssysteem, is ingericht. Toch vernam ik, dat pesten op de pabo geen verplicht vak is, maar onderdeel van een keuzevak. Onbegrijpelijk. Een gezonde sfeer in de klas is de basis voor elk ander schoolsucces, van alle betrokken kinderen. Ik hoop dan ook (Mijnheer Dullaert, nu ik u toch spreek) dat de kinderombudsman zich niet alleen inzet voor verantwoorde anti-pestprogramma’s, maar ook voor fundamentele ondersteuning van scholen en leerkrachten op dit gebied, en dat het onderwerp op pabo’s verplichte kost wordt (het liefst natuurlijk met gebruik van mijn boek).

Er moet in ieder geval meer  duidelijkheid komen over verantwoordelijkheid, in scholen, bedrijven en instellingen, maar ook in buurten en in de samenleving als geheel. Met mijn boek hoop ik een bijdrage te leveren aan het debat over pesten, aan de kennis erover en van de voorwaarden voor een aanpak ervan. Daarnaast is het bedoeld als hart onder de riem, als troost voor alle mensen die gepest zijn of dat nog worden, en voor alle ouders die `s avonds aan het bed van een verdrietig kind zitten. Een boek, kortom, voor buitenbeentjes en kuddedieren, dus voor ons allemaal. Het is daarom een grote eer dat dhr. Dullaert dit boek in ontvangst wil nemen. Mijnheer Dullaert, alstublieft.
dsc04278

 

Dit blogbericht verscheen oorspronkelijk in mei 2014 en werd ruim 900 keer gelezen.

noot (1): Theo Klungers, bureau Posicom. www.posicom.nl