Een krijsend kind in de supermarkt

Radiocolumn:

Het is een nachtmerrie voor (bijna) alle ouders en alom spreekt men er schande van: een kind dat languit in de winkel gaat liggen krijsen, of gilt dat het NU deze koekjes wil. De ouders, bang voor de prikkende blikken in hun rug, sussen het kind en geven het dan maar zijn of haar zin. Waarna men er nog meer schande van spreekt of denkt. Zie je wel: die ouder kan geen grenzen stellen, dat kind wordt gewoon verwend. Zijn dwingende gedrag wordt beloond, wat moet dat worden in de toekomst? Het kind een pak voor de billen geven is al helemaal uit den boze. Slaan is immers taboe? Hoe overleeft een ouder het spitsuur in de supermarkt? Hoe deden ze dat vroeger?

Nou, om te beginnen wáren er vroeger helemaal geen supermarkten. De winkels hadden een toonbank, en als je aan de beurt was vertelde je wat je graag kopen zou en dat werd je dan aangereikt. Niks geen verleidelijke pakken Dora-koekjes op kinderhoogte. Die bestonden trouwens ook nog niet. De meeste boodschappen werden trouwens thuisbezorgd, van brood en melk tot en met groenten en vlees. Bij de kruidenier hoefde je eigenlijk niet dagelijks te zijn. En natuurlijk stond er een pot met snoepjes op de toonbank. En als je geluk had mocht je als kind er daarvan één uitzoeken.
Ergens in de jaren vijftig of zestig werd de supermarkt uitgevonden, of eigenlijk werd deze vanuit Amerika ingevoerd waar dit fenomeen al langer bestond. Mèt de supermarkt werd de marketing uitgevonden: hoe kun je de klanten zo veel mogelijk verleiden je producten te kopen. Deze marketing werd een complete wetenschap, die zich richtte op het onbewuste: gevoelens, emoties, identiteit. Zo bleek uit onderzoek dat mensen in een supermarkt minder vaak met de ogen knipperden, alsof ze in een soort trance waren. Bij de kassa nam de frequentie van knipperen dan enorm toe, hetgeen wijst op stress (1). Marketeers weten dit allemaal – en nog veel meer. De supermarkt (en vele andere winkels) zijn dan ook maximaal ingericht om tot aankoop te verleiden. Niet voor niets beginnen supermarkten met een groenteafdeling: als je net binnenkomt ben je nog helemaal alert(2). De groenteafdeling vraagt weinig alertheid en geeft ook weinig verleiding. De echte verleidingen staan verderop, en vooral bij de kassa. Is het je nooit opgevallen dat nu vrijwel elke kassa omgeven is door chocola en zoetigheid? Niet alleen bij de supermarkt, maar ook bij de blokker, de drogisterijketen, de bouwmarkt, de benzinepomp, etcetera?  Dat is niet voor niks.

Kinderen zijn nog veel kwetsbaarder voor dit soort verleiding, en dat weten ze bij de supermarkt en andere winkels ook. Die prinsessen- en piratenkoekjes op kinderhoogte zijn beslist geen toeval, maar keiharde marketing. Natuurlijk zeggen de fabrikanten dat het allemaal de veranwoordelijkheid van de ouders is om grenzen aan hun kind te stellen. Maar in het spitsuur van de supermarkt – lange dag achter de rug, jijzelf en je kind(eren) moe- heb je al genoeg energie nodig om je eigen gedachten bij elkaar te houden. Is het dan vreemd dat je kind op hol slaat? Als moderne ouders hebben we er een flinke klus aan, zonder dat we er ooit een gebruiksaanwijzing voor in handen hebben gekregen. Toegeven mag niet, laten krijsen ook niet, en slaan al helemaal niet. En ondertussen doen de marketeers hun uiterste best om kinderen tot zeuren aan te wakkeren.(3)
Wat is wijsheid? Wéét dat de supermarkt zo ingericht is om jou en je kinderen maximaal te prikkelen en verleiden. Het liefst laat je je kids helemaal thuis, maar die optie is er nou eenmaal niet altijd. Je kunt wel je kind laten ‘helpen’: in plaats van verbieden, kun je het laten meezoeken naar de macaroni. En als het aankomt met een pak Spongebob macaroni (ja dat bestaat) zeggen: “ja, dat is Spongebob, leuk hè?” En dan terugleggen. Of laten kiezen tussen twee mogelijkheden die jij bepaalt.

En als je met zo’n hummel door een speelgoedpaleis loopt, verwacht er dan niet teveel van. De prikkels daar, met al dat geel, blauw en roze, zijn gewoon méér dan welk kind dan ook kan verdragen. Ik zag ooit een jongetje steeds met ander speelgoed naar zijn vader rennen, die vervolgens boos werd. Hij had ook kunnen zeggen: “tjonge, wat is dat een mooie auto.” Het joch was hooguit drie…
Maar weet ook, dat de meeste volwassenen je sores zullen herkennen. We hebben allemaal wel eens met een krijsend kind in de supermarkt gelopen. Zo stond ik ooit bij de kassa met een luidruchtig tegenstribbelend kind, dat haar zin niet kreeg. Een oudere dame legde haar hand op mijn arm en zei: “je doet het goed hoor!”

Noten:

(1)Vance Pacquard: de verborgen verleiders. (The hidden Persuaders, 1957)
(2)Asha ten Broeke en Ronald Broekhuizen: Eet mij. Amsterdam 2012.
(3)zie ook het rapport van Foodwatch over kindermarketing: https://www.foodwatch.org/nl/onze-campagnes/onderwerpen/kindermarketing/rapport-kindermarketing/

(dit blog verscheen in maart 2013, in september 2014 heb ik hem als radiocolumn uitgesproken op Radio Rijnmond)

Spijt

 

Radiocolumn:

Regelmatig hoor ik de stelling dat mensen vaak meer spijt hebben van de dingen die ze niet gedaan hebben, dan van de dingen die ze wel gedaan hebben. De strekking hiervan lijkt te zijn dat je vooral dingen moet dóen in je leven, je krijgt immers spijt als je ze niét gedaan hebt?

Voorwaar een nobel streven. Hier zit echter wel een addertje onder het gras:  Tegenover de vele dingen per dag die ik doe, staan namelijk nog veel meer dingen die ik niét doe. Ik moet al zo veel en ik kan niet alles. Ik maak dus keuzes, vaak met goede redenen. En naarmate er meer keuzemogelijkheden zijn, zijn er dus ook meer dingen die ik niét kies.

Van de dingen die ik wel gedaan heb weet ik vrij goed of die wel of niet bevielen. Van de dingen die ik niet gedaan heb, kan ik dat veel minder zeker weten. Natuurlijk, er zijn keuzes waarvan je tevoren al kunt weten dat het een slecht idee zou zijn, skaten op een drukke snelweg bijvoorbeeld: slecht idee. Maar van de meeste keuzes weet je dat niet zeker.

De dingen die ik niet doe kan ik daarom makkelijker idealiseren: ze worden immers niet aan de realiteit getoetst. Zodra ik een keuze heb gemaakt die in de praktijk blijkt tegen te vallen, lijkt die andere optie dan achteraf toch beter, terwijl je die mogelijkheid helemaal niet hebt uitgeprobeerd. Die kan dus ook niet tegenvallen. De stelling dat je vooral dingen moet doen in je leven omdat je spijt krijgt van dingen die je niet doet, ondermijnt op die manier al je pogingen om met de overdaad aan aanbod en de overload aan eisen om te gaan.

Dit proces van zoveel mogelijk moeten doen, de keuze zoveel mogelijk mijden, leidt tot een soort perfectionisme dat nooit zijn doel bereikt. Weliswaar heb je misschien een mooie ervaring erbij, maar tegelijkertijd heb je geen tijd meer om daarvan ook te genieten. Er zijn immers nog zoveel andere dingen te doen, dingen die je vooral niet mag missen? Zo heb je nooit rust en zullen uiteindelijk al je ervaringen verbleken tegen de achtergrond van de  dingen die je nog niet hebt gedaan. Bungeejumpen geweldig? Maar je bent nog niet uit een vliegtuig gesprongen. Eindelijk kaartjes voor Lowlands gescoord? Maar je bent Rock Werchter mooi misgelopen. De kwaliteit van de ervaring verdwijnt tegen de achtergrond van steeds meer kwantiteit. The sky is the limit, maar zelf heb je geen grenzen meer.

Zeker jonge mensen hebben zwaar te lijden onder deze keuzedruk: ze hebben immers (in theorie) alle kansen, de wereld ligt toch voor ze open? Dan moeten ze nu de juiste, optimale keuze maken: de perfecte studie, de ideale levensstijl. Als er dingen misgaan, is het vervolgens hun eigen schuld, hadden ze maar beter moeten kiezen. Ze komen er pas over twintig of dertig jaar achter dat die ideale keuze niet bestaat, ja zelfs helemaal nooit bestaan heeft. Het leven zelf is de leerschool en er zijn vele, vele wegen naar Rome. Sterker nog, achteraf blijkt dat Rome er niet zo toe doet en dat de weg ernaartoe juist het belangrijkst was.

Het is makkelijk om te zeggen dat je dan maar af moet zien van het maken van keuzes, dat is zeker niet wat ik wil bepleiten. Bovendien, niét kiezen is ook kiezen, met al helemaal geen sturing meer. Nee, dat kunnen we ook niet hebben. Een gids, een handleiding is wat we nodig hebben. De Denker des Vaderlands, René Gude (1), leert ons dat de mens eigenlijk twee fundamentele behoeften heeft, die niet altijd even makkelijk samen gaan. De ene is verbinding, verbondenheid met andere, dierbare mensen. De ander is ontplooiing, het worden wie je kunt zijn, het mogen zijn wie je bent. Het is heel lastig om hier evenwicht in te vinden, en soms moet je voor het één of het andere kiezen. Kies je voor zelfontplooiing waarbij je soms je dierbaren wat minder aandacht geeft, of kies je voor je dierbaren, waarbij je je eigen behoeften op het tweede plan zet? In een ideale wereld kan het allebei, maar de praktijk wijst vaak anders uit. Vrouwen worden vaak onder druk gezet om te kiezen voor verbondenheid, terwijl mannen eerder gestimuleerd worden om vooral zichzelf te ontwikkelen (en ja lieve luisteraars, dat is nog steeds zo (2)).

Het laat zien waar je grootste schuldgevoel dreigt te gaan zitten, maar ook hoe belangrijk het is om op een fundamentele manier voor jezelf te kiezen, waarbij de ene behoefte niet ondergesneeuwd raakt door de andere. Veel mensen –vooral vrouwen dus- geven zichzelf voor meer dan 100% weg, in de hoop dat anderen dat zullen waarderen. Dat is echter (helaas!) lang niet altijd het geval: je aanwezigheid is dan zó vanzelfsprekend dat ze vaak nauwelijks meer opgemerkt wordt, hooguit met irritatie als je er een keer niét bent. Maar kies je je eigen weg zónder verbondenheid, dan bereik je misschien grootse hoogten, maar moet je op je sterfbed constateren dat je de verbondenheid met dierbaren verwaarloosd hebt. Of dat je zelfs zeer weinig dierbaren over hebt gehouden. Het gaat er dus om, trouw te zijn aan jezelf en vandaaruit, aan anderen. Dat je je niet laat leiden door opvattingen of eisen van anderen of door wat je dénkt dat anderen van je willen, maar door datgene wat er voor jou werkelijk toe doet.

Dus als iemand nog eens zegt: je krijgt alleen spijt van de dingen die je niét doet, dan denk ik: ik doe zovéél dingen niet en daar krijg ik geen spijt van. Iedereen maakt keuzes en spijt krijg je alleen van de spijt zelf. Of in de woorden van  koning Lodewijk Napoleon: Doe wel en zie niet om.

(1) Wilma de Rek: Stand-up filosoof, de antwoorden van René Gude. ISVW uitgevers, 2013.

(2) Zie Anna Fels: Vrouwen en Ambitie. Uitgeverij Réunion, 2008

(oorspronkelijk gepubliceerd 12 september 2011, bijgewerkt augustus 2014 als voorbereiding op mijn radiocolumn voor RTV Rijnmond)